Geluksvogeltje

13 februari 2022

Jaar C, 6e zondag door het jaar, 13 februari 2022
Lucas 6, 17.20-26

11 februari 1858 ging een veertienjarig meisje met haar zusje Toinette en vriendin Jeanne op zoek naar brandhout in de grot van Massabielle, vlakbij Lourdes. Bernadette, zo heet het meisje, bleef wat achter. Ze kon de anderen niet bijhouden. Haar conditie was slecht. Dat had te maken met de erbarmelijke omstandigheden thuis. Haar vader was molenaar, maar kon na een bedrijfsongeval niet meer malen. Het gezin moest de watermolen verlaten. In een in onbruik geraakte gevangenis vonden ze onderdak. Bij een cholera-epidemie werd Bernadette ziek. Ze genas, maar hield er astma aan over.

De anderen waren al verder, toen Bernadette aan de overkant van de rivier de Gave iets hoorde dat leek op het geruis van de wind. Maar de struiken en bomen bewogen niet. Ze zag een verschijning van een vrouw in het wit. Het zou niet bij deze ene verschijning van Maria blijven. De plek groeide uit tot een van de grootste bedevaartsplaatsen ter wereld.

Bernadette werd in die tijd niet al te serieus genomen. Mensen die met haar meegingen zagen nooit iets, ze werd kritisch ondervraagd. Een arm meisje en in hun ogen niet bijster slim, dat hoefde je niet te geloven.

Niet alleen in Lourdes verscheen Maria aan een kind. In Fatima waren het drie herderskinderen, in Medjugorje zes tieners. Het past bij hoe God met mensen omgaat. Jezus laat dat ook zien. Hij kiest altijd de kant van wie het meest kwetsbaar zijn, van wie ziek zijn, armoede doorstaan, buitengesloten worden, in de ogen van anderen vreemdeling zijn of vluchteling. En kinderen.

Afgelopen week stond op het Sint Pietersplein in Vaticaanstad een beeld van de hand van de Canadese kunstenaar Timothy Schmalz met de titel “Let the oppressed go free” (Geef de onderdrukten vrijheid). Het verbeeldt levensgroot een groep vluchtelingen met achteraan de heilige Josephine Bakhita die 75 jaar geleden overleed en als negenjarig meisje in Sudan prooi werd van slavenhandelaren. Die gaven haar de naam Bakhita, wat cynisch genoeg ‘geluksvogeltje’ betekent. Op het kunstwerk opent Josephine een luik naar vrijheid voor alle hedendaagse slachtoffers van mensenhandel en dwangarbeid.

Het kunstwerk doet me denken aan het vrijheidsmonumentje van de gemeente Deurne dat in het torenportaal van de St. Willibrorduskerk Deurne staat: een vrouw die zich ontworstelt aan prikkeldraad. Het beeldje vraagt voortdurende aandacht voor het belang van bevrijding uit alle vormen van onrecht.

Zalig zijn jullie, zegt Jezus vandaag: jullie zijn geluksvogeltjes. Want eens zal de prikkeldraad doorgeknipt worden, gaan de luiken open, zullen de wonden helen, al blijven de littekens. Of je arm bent, honger lijdt, huilt, gehaat of gepest wordt, uitgestoten, beschimpt, doodgezwegen.

Dat is niet bedoeld als een schrale troost voor een verre toekomst, wellicht aan de andere kant van ons bestaan: stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw… ‘Geluksvogeltje’ mag juist klinken als een geuzennaam en Jezus woorden mag je vooral lezen als een dringende oproep aan iedereen om de meest kwetsbare mensen serieus te nemen, met hen om te gaan als gelijkwaardig, naast hen te gaan staan, met hen op te trekken, hen te helpen waar nodig, hen de weg te wijzen, het leven met hen te delen, oog voor hen te hebben, zoals Maria oog had voor Bernadette uit Lourdes, zoals Josephine Bakhita uit Sudan die uiteindelijk vrijgekocht werd, zoals zoveel geluksvogeltjes die wachten op mensen die hen geluk brengen.

 

PJ