Bijbelse beelden 107

1 oktober 2016

Mirjam van Nazareth

Maria is in de kerkelijke kunst vaak uitgebeeld als een koningin met zilveren kroon en een hermelijnen mantel. Zij werd opgesmukt met eretitels en dogmas.

Dat is mooi. Als je zo dicht bij God staat als Maria, is je heerlijkheid onschatbaar groot. Maar als we het beeld van Maria ontdoen van al het kaarsvet van de volksdevotie en we gaan kijken hoe zij in het evangelie geschilderd wordt, zien we een heel eenvoudig meisje, Mirjam van Nazareth.

Twee dingen zijn heel duidelijk: zij was volkomen dienstbaar aan God, maar zij leefde net als wij in de duisternis van het geloof. Bij de boodschap van de engel begon het al: “Hoe kan dat? Ik begrijp het niet”. Zij baart Jezus in een open stal en moet meteen al weer vluchten: “Waar is God nou?” Ze zoekt, als Jezus twaalf jaar is, drie dagen in doodsangst naar Hem. Als Hij rondgaat in Galilea en het Rijk Gods predikt, meent haar familie dat Jezus doldraait in zijn idealisme en ze willen Hem tot de orde roepen, maar Hij wil hen niet spreken. Maria begreep het allemaal niet. Ze was bang, maar ze bleef Hem wel trouw, tot onder het kruis, in de diepste duisternis van het geloof. Daarom wordt zij geprezen: “Zalig die geloofd heeft”. Juist om haar trouw en geloof is zij hoog verheven.

Daarom wordt Maria het beeld van de Kerk genoemd. Het is ook onze roeping als kerk, om in geloof en vertrouwen met Jezus verbonden te blijven.

 

beeld: pater Herman Falke scj
tekst: pater Piet Schellens scj