Doorgaan

12 september 2021

Jaar B, 24e zondag door het jaar, 12 september 2021
Jesaja 50, 5-9a, Jakobus 2, 14-18 en Marcus 8, 27-35

Ik zat in de trein. Om mij heen pakte de een na de ander z’n mobieltje. Mijn gsm was toen nog niet het veelzijdige apparaat dat het nu is. Er was iets gebeurd. En het was ernstig. Iemand vertelde over de Twin Towers, die doelwit waren van de grootste terroristische aanslagen ooit. Ik weet niet meer waar ik naar toe ging, maar ik ben er niet lang gebleven, wilde het liefst naar huis. Zo onheilspellend en beklemmend was dat.

Dat is dit weekend twintig jaar geleden. De aanslagen hebben de wereld veranderd. Terroristische aanslagen kunnen overal plaatsvinden. Ze zijn bedoeld om de samenleving te ontwrichten, mensen bang te maken.

Bijna een jaar heeft de maquette die Deurnenaar Daan van der Steijn maakte van het World Trade Centre een rondreis door Amerika gemaakt. Deze week zouden zijn Twin Towers in New York aankomen, de ultieme bestemming. Maar er zijn blijkbaar mensen die dat hem en de velen die het willen zien niet gunnen. Bij wie wel de kans kreeg om te komen kijken, maakte het veel los. De vele foto’s en filmpjes laten zien dat de maquette een rondreizend monument is geworden van verbinding, hoop en vertrouwen: we laten ons er niet onder krijgen, wat er ook gebeurt.

Maar echte oplossingen voor de wereldwijde problemen van ongelijkheid, macht en minachting zijn er niet. De Taliban is terug in Afghanistan, waar president Bush junior twintig jaar geleden de “War on Terror” begon en president Biden onlangs de laatste Amerikanen terugtrok. De chaos op het vliegveld van Kabul voelde als een afgang, een vlucht. Terug bij af.

Ondertussen sleept de rechtszaak over de aanslag op vlucht MH17 zich voort. Nabestaanden krijgen de gelegenheid om hun ervaringen te vertellen. Sommigen haken af en zeggen: “Er komt zoveel verdriet boven, het lukt me niet.” Anderen voeren krachtig en moedig het woord. Het verdriet wordt er niet minder van. “De wond heelt niet. Hij is open en gaat nooit meer dicht.”

Dat mag gezegd en dat moet gezegd. Ik hoor het ook in het evangelie van vandaag. Jezus vertelt daar hoe hij veel zal moeten lijden. Petrus wil dit goedpraten en bagatelliseren. Maar Jezus reageert ongekend fel. Hij neemt de onzekerheid en de pijn niet weg. Hij gaat er dwars doorheen. Zoals iedereen die getroffen is door lijden en groot verdriet niet anders kan dan er doorheen gaan.

En Hij formuleert het nog eens uitdrukkelijk: “Wie zijn leven wil redden zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie zal het redden”. Dat gaat ver. Heel ver, te ver voor velen, denk ik. Ik kan me de reactie van Petrus dan ook wel voorstellen. Jezelf opofferen of wegcijferen, dat doe je niet zomaar. Vroeger was dat veel meer vanzelfsprekend dan nu. Het past niet in onze tijdgeest van vragen en zoeken.

De vragen van Jezus passen daar wel bij: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” en “Wie zeggen jullie dat Ik ben?” De vrienden hebben allerlei antwoorden: Johannes de Doper, Elia, een van de profeten, Christus… Grote woorden, grote namen. Jezus wil er niets van weten. Hij wijst op het kruis dat hij opneemt en dat ieder die hem volgt opneemt. Niet om jezelf, maar omwille van de ander.

Jezus houdt ons dan ook een spiegel voor: wat betekent Hij voor jou? Zijn verhalen en uitspraken, zijn manier van leven en omgaan met anderen, zijn stille gebed… Kun je daar iets mee in je eigen omgeving, in je leven? Kun je daarmee verder als het niet zo gaat als je gedacht had; als een triomfantelijke rondtocht onverwacht strandt; als zoveel levens plotseling eindigen bij een afschuwelijke aanslag; als de poorten van een vliegveld sluiten en jij staat nog buiten; als vrijheid beknot wordt; als solidariteit gevraagd wordt in onzekere tijden; als je snakt naar rust na alweer een drukke en vermoeiende dienst in de zorg?

Vertrouwen, hoop, verbinding… Ik wens het iedereen toe. Maar ik weet ook dat lang niet iedereen dat kan opbrengen. Ik hoor de klokken van het carillon op de Markt het lied van Ramses Shaffy spelen: “We zullen doorgaan…” Ik zing het zachtjes mee:

We zullen doorgaan
met de stootkracht van de milde kracht
in een sprakeloze nacht…
met de wijfelende zekerheid
om door te gaan in een sprakeloze tijd…
met het zweet op ons gezicht
In een loopgraaf zonder licht…
We zullen doorgaan
tot we samen zijn…

 

PJ