Groots

19 december 2021

Jaar A, 4e zondag van de Advent, 19 december 2021
Micha 5, 1-4a en Lucas 1, 39-45

Het is maar een klein tafereel ergens in een huis, niemand die het verder ziet: twee vrouwen ontmoeten elkaar. Zij voelen hun groeiend kind tegen de buikwand trappelen. Een bijzonder moment, maar niet groot genoeg om in de krant te komen.

Hoe anders was dat vorige week zondag met de Formule 1 finale, waar Max Verstappen op een legendarische manier het wereldkampioenschap veroverde. Nederland trilde op haar grondvesten vanwege het gejuich. Verstappen werd op de troon gehesen als was hij de Messias. “Groots” stond op de voorpagina van het Eindhovens Dagblad. Hij werd zelfs in een rijtje superhelden genoemd met namen als Johan Cruijff, Rembrandt en Van Gogh.

Ik ben soms jaloers op mensen die helemaal kunnen opgaan in hun enthousiasme rond sportevenementen, of het nu de Formule 1 is of een belangrijke voetbalwedstrijd of de Olympische Spelen. Mij lukt dat niet. Iets van dat fanatisme zou misschien welkom zijn in de kerk, want als er iemand in het rijtje van superhelden past, dan is dat Jezus wel, die Redder en Verlosser van heel de mensheid wordt genoemd.
Alleen staat die niet op een podium en krijgt hij geen beker of medaille. Het belang van zijn komst wordt in onze westerse wereld nog maar amper als waardevol of bijzonder gezien. Er is geen pers bij de boodschap van de engel Gabriël aan Maria, of bij haar spoeden naar nicht Elisabet om haar zorgzaam bij te staan rond haar zwangerschap. De enige getuige is de schrijver van het evangelie. En hij houdt de scène klein, alleen de twee vrouwen die elkaar ontmoeten. En de vonk die overspringt van kind tot kind.

Het Kerstverhaal ontvouwt zich in een piepklein en ontroerend miniatuur. Elisabeth heeft het in de gaten. “Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?” stamelt zij verwonderd.

Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? bidden zoveel mensen zwijgend, misschien onbewust, als ze een lichtje opsteken bij een Mariabeeld en met Elisabet bidden: “Gij zijt de gezegende onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.” Er worden ongekend veel lichtjes opgestoken in deze moeizame en onzekere tijd. Licht in het donker.

In psalm 80, die we zongen tussen de lezingen, klonk het prachtige woord “gunsteling”. Ik proef hierin Gods nabijheid als een hartelijke gunst, genade, een welwillend geschenk. Ook bij de profeet Micha klinkt Gods nabijheid door in net zo’n klein miniatuur als bij de evangelist Lucas. Omdat Betlehem genoemd wordt, kun je het rechtstreeks op Kerstmis betrekken, maar de Joodse context van dit Bijbelboek is breder: het gaat over hoop in een crisis. Micha nam het als profeet op voor de arme boeren in zijn tijd en had veel kritiek op de rijkelui en machthebbers in Jeruzalem, nog feller dan zijn tijdgenoot Jesaja. Hij probeerde hen hoop te geven en gebruikt daarbij het beeld van een moeder die een kind baart. Micha’s woorden kunnen ook betekenis hebben in de crisis van de pandemie in onze tijd, of de crisis die mensen in hun persoonlijke leven kunnen doormaken. Er is hoop…

Dat kan klinken als een dooddoener. Want waar is die hoop dan, waar blijft het uitzicht: hoe dan? Afgelopen woensdag was het zo mistig dat je nauwelijks iets kon zien. Vanuit het Parochiecentrum zag ik de St. Willibrorduskerk alleen nog als een vage contour. Tot even daarna de zon doorbrak en alles weer oplichtte.

De advent en Kerstmis hebben datzelfde effect. We ontsteken licht in het donker, omdat we ons niet neerleggen bij het donker, maar de hoop proberen te houden dat het leven lichter kan worden.

Ik zie die hoop niet zo gauw groeien op het podium van nationale en internationale sportevenementen, ook niet bij regeringsprogramma’s waarover zoveel voor of tegen is te zeggen. Wel in dat kleine, grootse tafereel van twee moeders vol verwachting, die hun kinderen voelen bruisen van leven; en in de woorden van de profeet die in een kind dat geboren wordt Gods betrokkenheid vermoed.

Straks zullen we zingen over dat kind en het “Emmanuel” noemen. Dat is een naam die bruist van hoop: God met ons.

 

PJ