“Ik vind jullie lief”

18 juli 2021

Jaar B, 16e zondag door het jaar, 18 juli 2021
Jeremia 23, 1-6, Efeziërs 2, 13-18 en Marcus 6, 30-34

Vorige week werden de vrienden van Jezus twee aan twee uitgezonden om de Blijde Boodschap te verkondigen, mensen op te roepen tot inkeer, demonen uit te drijven en zieken te zalven en te genezen. Vandaag komen ze terug. Ik zie voor me hoe ze enthousiast hun belevenissen willen delen met Jezus. Ze raken niet uitgepraat.

Het valt me op dat Jezus niet ingaat op wat zij vertellen. Integendeel: hij nodigt hen uit om een stille plek op te zoeken om alleen te zijn en uit te rusten.

Het gaat hem niet om succesverhalen, sowieso niet om succes of prestaties. Missiewerk en pastoraal werk hoeven geen concreet resultaat te hebben. Vaak is dit ook niet zichtbaar en al helemaal niet te meten. En zelfs als het niet lukt, dan nog is het de moeite waard.

Dat gaat in tegen de tijdgeest van alsmaar meer presteren, records verbreken, de beste, mooiste, belangrijkste willen zijn.

Vorige week zag ik de nieuwe documentaire Lourdes. Daarin worden verschillende bedevaartgangers naar Lourdes gevolgd: een kind dat met zijn vader gaat om voor zijn zieke broertje te bidden, een man die verlamd is en zelf haast niets kan, Roma die op het grasveld aan de Gave neerstrijken voor hun jaarlijkse pelgrimstocht, een groepje prostituées met hun straatpastor, een oude vrouw die veel heeft meegemaakt. En we zien ook militairen die zieken op brancards op hun schouders nemen, jonge verpleegsters die uitleg krijgen over het wassen van mensen – hun begeleidster vertelt dat zij zich er net zo ongemakkelijk bij voelen als de mensen die zij verzorgen. Dat gevoel delen zij dus. Ik zag ook een jonge brancardier die hielp bij het geven van eten aan iemand die dat niet zelfstandig kon. Hij was meer in gesprek met zijn collega aan de overkant van de tafel, dan met de pelgrim naast hem, die af en toe moest happen naar de lepel. Zo beleeft iedereen op zijn eigen manier het verblijf in Lourdes.

Wat al die mensen met elkaar gemeen hebben, is dat zij zichzelf mogen zijn. Ze hoeven zich niet beter voor te doen dan zij zijn. Ze mogen er in al hun kwetsbaarheid zijn, jong en oud, ziek of gezond, met een goede baan of aan de rafelranden van de samenleving.

Filosofe Welmoed Vlieger legt de vinger op de gevoelige plek als zij zich in Trouw (13 juli 2021) afvraagt wat een samenleving nodig heeft. Zij ziet dat politieke partijen vaak vooral bezig zijn hoe de samenleving dienstbaar aan hén kan zijn, terwijl het juist zou moeten gaan over de vraag wat de samenleving nodig heeft en hoe we de groeiende kloven daarin overbruggen. Zij haalt dan de Franse filosoof Simone Weil aan. Zij “pleitte in haar leven en werken voor radicale zelfopoffering en nederigheid. In onze tijd van maakbaarheid en instrumentalisme, waarin we vooral bezig zijn met de vraag wat de ander of het andere kan betekenen voor mijn project of (partij)identiteit zie ik bij Weil iets heel anders. (…) Jezelf minder belangrijk maken, zodat de ander kan groeien.”

“Aan die dienstbaarheid gaan lessen vooraf,” zegt Vlieger, “levenslessen, zelfverloochening in plaats van zelfponering: vanuit het inzicht dat wat op ons afkomt het leven mooi en goed maakt en niet wat we afdwingen, dat daden gericht op de ander belangrijker zijn dan claimende woorden.”

Dat is wat die vrienden van Jezus moeten hebben ervaren toen ze met lege handen op weg gingen. Dat is wat er gebeurt in Lourdes. Ik zag het in de film: het jongetje dat met zijn vader op pad is, stapt over zijn heimwee naar huis heen. Als hij naast een vrouw in een rolstoel zit, zie je zijn handje voorzichtig naar de hand van de vrouw gaan. “Niet knijpen,” zegt hij. Zo houden ze elkaar vast. En de man die zich als vrouw prostitueert mocht bij de grot misdienaar zijn. De stoere Roma-mannen zie je in de weer met bloemen om een kruis te versieren; de verpleegsters van de oude vrouw huilen bij het afscheid, de man met een spierziekte, die de hele reis niets kan zeggen en communiceert met een letterkaart, verzamelt al zijn krachten om op het laatst tegen zijn begeleiders te fluisteren: “Ik vind jullie lief.”

Soms moet je naar een rustige plek gaan om alleen te zijn en uit te rusten, om dan anders tegen de wereld en het leven aan te kijken.

 

PJ