“Dit is mijn lichaam”

6 juni 2021
foto: Hein van Bakel

Jaar B, Sacramentsdag, 6 juni 2021
Exodus 24, 3-8, Hebreeën 9, 11-15 en Marcus 14, 12-16.22-26

Op het Tapijt van Deurne staan op een van de taferelen alle Deurnese kerken afgebeeld in de onderrand. Daarboven een vrolijk en kleurrijk beeld van een processie. Bruidjes strooien bloemetjes, vaandels worden feestelijk meegedragen. Wierokers lopen achterstevoren om met hun zwaaiende wierookvaten het Allerheiligste te eren dat onder een goudkleurig baldakijn in de monstrans wordt meegedragen. Het “Rijke Roomsche leven…”

Pastoor Roes riep ongeveer een eeuw geleden de mensen in Deurne op om vooral mee te doen in de processie en niet alleen te komen kijken: “Geen toeschouwers, allemaal deelnemers”, zei hij in de mededelingen. Daarmee raakt hij de kern: de sacramentsprocessie is een gemeenschapsgebeuren, waarbij Christus centraal staat en iedereen rond Hem verzameld is. Dat gemeenschapsgevoel wordt in Deurne nog eens benadrukt doordat de jaarlijkse kermis altijd in het weekend van Sacramentsdag is.

Dit jaar kan de kermis niet doorgaan vanwege de coronabeperkingen, maar er is vanaf dit weekend gelukkig weer wat meer mogelijk om samen te komen, elkaar te ontmoeten, samen te eten en te drinken.

Een processie is er allang niet meer. En in Deurne was die al beperkt tot een rondje rond de kerk, maar het gevoel van bij een gemeenschap horen is voor de meeste mensen essentieel. En dat hebben we het laatste jaar zo enorm gemist.

Sacramentsdag grijpt terug op Witte Donderdag. Ook vandaag lezen we het verhaal van het Laatste Avondmaal. Er wordt veel werk gemaakt van die maaltijd. De voorbereidingen worden uitdrukkelijk beschreven. Jezus en zijn vrienden komen samen in “een grote bovenzaal met rustbedden en van al het nodige voorzien”. De tafels gedekt, zoals in de restaurants die hun deuren weer mogen openen en popelen om weer gasten te ontvangen en te verrassen met een heerlijke maaltijd en een goede sfeer.

Al is de dreiging van Goede Vrijdag voelbaar, uit Jezus’ woorden en gebaren spreekt vooral een diepe verbondenheid met zijn vrienden. Wat in die bovenzaal gebeurt, voltrekt zich bij elk Joods paasmaal: God wordt gedankt, brood en wijn worden gedeeld. Alleen is er een verschil: Jezus betrekt dit op zichzelf: “Dit is mijn Lichaam”, “Dit is mijn Bloed”, zegt Hij. Hij geeft zichzelf met hart en ziel. Hij geeft zichzelf aan zijn vrienden en aan iedereen die in zijn geest wil leven.

Op de achterkant van het vieringboekje staat een citaat van de orthodoxe monnik Païssos van Athos. De bijna vijf jaar geleden overleden abdis van het orthodoxe klooster in Asten, moeder Maria, vond veel inspiratie in zijn woorden. Over de zelfgave van Jezus in brood en wijn zegt Païssos: “Men moet in vuur en vlam staan wanneer men dat bedenkt.”

Dat kleine gebaar van brood dat gebroken wordt en uitgedeeld is van immens grote betekenis. Het betekent Jezus’ aanwezigheid in ons midden en het betekent Gods verbond met ons en onze verbondenheid met elkaar. Wij zijn allen deel van het ene brood, het ene Lichaam van Christus. En dat houdt ook een opdracht in: elkaar liefhebben en respecteren, wie je ook bent, hoe ook geaard of gevaren. Geen gemakkelijke opgave, maar wel een noodzakelijke om het leven van iedereen op aarde leefbaar te maken.

Daarover nadenken en mediteren ontroert mij. Het doet me terugdenken aan het moment dat ik besefte dat ik mij geroepen voelde en besloot om aan de priesteropleiding te beginnen. Alle puzzelstukjes van mijn leven vielen samen. Dat werd 28 jaar geleden op 5 juni bevestigd in de priesterwijding. Hiervoor ben ik nog steeds enorm dankbaar.

 

PJ