Liefde en lijden
24 april 2022Jaar C, 2e zondag van Pasen, 24 april 2022
Johannes 20, 19-31
Afgelopen week zag ik twee indrukwekkende documentaires op televisie. De was ‘Het kruis van Tegelen’, over de Passiespelen in Tegelen. Het ging niet zozeer over de lange geschiedenis van dit evenement, maar vooral over de mensen die met hart en ziel betrokken zijn. Zij doen dat met groot plezier, maar soms is het ook een worsteling en lijdensweg. Het passieverhaal in al zijn facetten komt ook tot uiting in de spelers die met eigentijdse dilemma’s worstelen, zoals machtsmisbruik, huiselijk geweld, homoseksualiteit, migranten, gelijkwaardigheid, maar ook lijden onder Bijbelse thema’s zoals verraad, uitstoting en misplaatste trots. Het passiespel kwam tot leven in de passie van de spelers. Passie in de zin van liefde èn lijden.
Zo kwam een Marokkaanse man aan het woord die in 2015 de rol van Jezus mocht spelen. Hoe hij als moslim daarom bedreigd werd en al spelend de angst en twijfels van Jezus doorleefde. De emoties kwamen keihard bij hem binnen.
Een van de spelers kon het niet rijmen dat de kerk liefde predikt – dat Jezus zijn leven geeft uit liefde voor alle mensen –, maar dat diezelfde kerk mensen omwille van hun geaardheid of hun relaties buitensluit. Hij heeft het besluit genomen de kerk te verlaten. Het bracht een diaken die ook bij de Passiespelen betrokken was, aan het twijfelen. Hoe zit dat nou met Gods barmhartigheid?
In een andere documentaire – ‘Hilters kindsoldaten’ – vertelden 90ers hoe zij als jongen van 14/15/16 met hun NSB-ouders in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog naar Duitsland vluchtten, maar totaal niet hartelijk werden ontvangen. De kinderen werden naar sportkampen gestuurd en gaandeweg geïndoctrineerd: er werd van hen verwacht dat ze iets terugdeden als dank voor hun opvang. Dat kon door een formulier te tekenen, dat hun verdere leven zou bepalen, want wisten zij veel… Ze hadden er geen erg in dat zij tekenden voor de Waffen-SS, en dat er geen weg meer terug was. Wie probeerde te vluchten werd van verraad beschuldigd en als voorbeeld voor het oog van de rest van de groep gefusilleerd. Die jongens van toen hebben hun verhaal altijd voor zich gehouden. Het mocht niet, het kon niet worden verteld.
Het is te gemakkelijk om nu te zeggen dat zij hun straatje schoon proberen te vegen. Kun je je als tiener verweren in zo’n situatie? Zou je zelf er ook niet in mee gaan? Onlangs is in de Sint Willibrorduskerk Deurne een plaquette geplaatst met de namen van burgerslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, uit de kern van Deurne (met Walsberg en Sint Jozefparochie) en voor zover ze niet op andere momenten staan. Het was niet gemakkelijk om die lijst samen te stellen. Er staan ook namen niet op. Mensen waarbij wij vraagtekens hadden, een vermoeden dat zij fout waren in de oorlog. Maar inmiddels besef ik dat goed en fout door elkaar heen liepen en dat er tussen zwart en wit nog een heleboel schakeringen zitten. Ook wij kwamen namen van Deurnese jongeren tegen die in Duitse dienst getreden zijn en onderweg gesneuveld. Wat is hun verhaal, waarom en hoe maakten zij die keuze? Was het wel een keuze? Hun namen staan niet op de plaquette. Maar in het licht van die documentaire weet ik niet of we dat wel goed hebben gedaan… Daarom is die ene zin die onder de plaquette staat zo belangrijk: “…en allen ongenoemd maar niet vergeten”.
Deze verhalen en zoveel andere – over kinderen die uit huis geplaatst worden omdat ouders onterecht door de belastingdienst beschuldigd worden van misbruik van toeslagen en daarvoor hoge boetes moeten betalen en hoe dat maar niet opgelost wordt; over grensoverschrijdend gedrag in zoveel situaties en het verschrikkelijke onvermogen hier paal en perk aan te stellen; over wat oorlog doet op zoveel plaatsen in de wereld en ga zo maar door… – Al die verhalen zetten aan het denken.
Ze roepen de vraag op hoe barmhartig wij eigenlijk zijn, zeker ook in het licht van Gods barmhartigheid en liefde. Het is zo gemakkelijk om te oordelen en te veroordelen, maar om echt onbevangen met mensen om te gaan, er voor hen te zijn, dat valt niet mee.
Misschien kan de apostel Tomas ons hierbij helpen. Hij herkent Jezus aan zijn wonden. Hij loopt er niet voor weg, hij raakt ze aan. Wij – alle mensen, maar zeker wij als christenen – kunnen mensen doen opstaan door ons te laten raken door hun levenspijn, hun liefde en lijden; hen bemoedigen, bevestigen, en zo die woorden van de verrezen Jezus werkelijk inhoud te geven: “Vrede zij u!”