Voedsel dat blijft

1 augustus 2021

Jaar B, 18e zondag door het jaar, 1 augustus 2021
Exodus 16, 2-4.12-15 en Johannes 6, 24-35

Op mijn werkkamer kijk ik vanaf mijn bureau op twee litho’s gemaakt door Aart van Dobbenburgh, de ene uit 1957 en de andere uit 1965. Ze hebben allebei als titel ‘Laatste Avondmaal’. En op beide staan twee handen die een brood breken en met een stukje van dat brood een uitdelend gebaar maken. Ernaast staat een leeg glas. Als je er langer naar kijkt, lijkt het alsof je zelf mee aan tafel zit en mag delen van dat brood.

Het is een heel eenvoudig gebaar met het meest eenvoudige voedsel dat er is. Eigenlijk niet eens de moeite van het afbeelden waard. Het gebeurt gewoon. Vroeger werd brood nog aan tafel gesneden, meestal door moeder, die er eerst een kruis over maakte. Tegenwoordig ligt het kant en klaar gesneden op tafel.

Er is een prachtig verhaal over Antonius Abt, die in de woestijn monnik was. Hij kwam er op zeker moment achter dat er nog een monnik, en al veel langer dan hij, in de eenzaamheid van de woestijn leefde, Paulus de Woestijnvader. Hij besloot hem op te zoeken. Paulus woonde al negentig jaar in afzondering. Het enige dat hij deed was bidden. En zijn enige gezelschap was een raaf die hem al zestig jaar lang elke dag een halfje brood bracht. Op een dag hoorde hij opeens iemand van buiten zijn grot vragen of hij binnen mocht komen voor een gesprek. Het was Antonius. Paulus was zeer vereerd en ze raakten niet uitgepraat.

Toen het etenstijd werd kwam Paulus’ trouwe raaf aan vliegen. “Moet je kijken, broeder,” riep Paulus uit, “wat worden we toch goed door God verzorgd. Al zestig jaar lang brengt deze raaf mij een half brood, en dat was meer dan genoeg voor mij. Maar nu de Heer u naar mij toe heeft gezonden, heeft Hij ter ere van u meteen het rantsoen verdubbeld!” Ze dankten God en wilden beginnen aan hun eenvoudige maaltijd. Maar ze waren allebei zo bescheiden, dat ze de ander de eer gunden om het brood te breken. Ze kwamen er niet uit. Toen besloten ze dat elk voorzichtig aan een kant van het brood zou trekken…

Dit verhaal geeft aan hoe waardevol het delen van voedsel is. En vooral ook hoe waardevol het delen van leven kan zijn. Het lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet. Zo werd afgelopen donderdag in Rotterdam de 15-jarige Joshua doodgestoken. Waarom is niet duidelijk. Maar dat überhaupt kinderen met messen rondlopen is uiterst bedenkelijk. En afgelopen maandag werd de 14-jarige Frederique uit Amstelveen in elkaar geslagen door een jongen die aan haar vroeg of ze een jongen of een meisje was. Toen ze ontwijkend antwoordde vroeg de jongen het nog een keer, waarop Frederique zei: “Ik ben wie ik ben, en jij mag zijn wie jij wilt zijn.” Daarop werd ze zwaar mishandeld. Ik vind het onvoorstelbaar dat mensen anderen buitensluiten of zelfs het leven niet gunnen op grond van afkomst, gender of uiterlijk. Terwijl ik dit zeg, besef ik dat de kerk, die ik vertegenwoordig, hieraan in zekere zin meedoet en ook schuldig is.

Voor mij zijn de bijbelse verhalen dan een houvast en ijkpunt. Vandaag zegt Jezus: “Ik ben het brood des levens”. Hij stilt alle honger en alle dorst. We hoorden het vorige week in het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging, waar vijf broden en twee vissen, gegeven door één jongetje, het begin waren van een maaltijd voor duizenden mensen. En als reactie daarop zegt Jezus nu: “Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwigen leven.”

Voor mij betekent dit dat het er niet om gaat om zoveel mogelijk te verdienen en te krijgen, maar om zoveel mogelijk te geven en te delen. Niet alleen in materiële zin, maar vooral ook in onze omgang met elkaar. Dat begint bij je openstellen voor de ander en hem of haar onbevangen en met respect tegemoet te treden.

Een verhaaltje op Facebook sluit hierbij aan. Het gaat over een leraar die elke leerling in zijn grote klas een ballon gaf. Ze moesten hem opblazen en er hun naam opschrijven en ze dan bij elkaar op een hoop gooien. De leraar husselde ze flink door elkaar en gaf de kinderen vijf minuten om hun eigen ballon terug te vinden. Het werd een hectische zoektocht, maar niemand vond zijn eigen ballon binnen de tijd. “Laten we het anders doen,” zei de leraar. Hij vroeg nu iedereen de eerste de beste ballon te pakken die ze tegenkwamen. Die moesten ze dan geven aan degene van wie de naam erop stond. Binnen een paar minuten had iedereen zijn eigen ballon terug.

 

PJ